De aardappel
De aardappel wordt in de Nederlandse maaltijd bij het hoofdgerecht gegeten. Het is een belangrijke bron van koolhydraten. Je kunt ze op veel manieren gebruiken, alleen niet rauw. Je kunt de aardappel koken, bakken, frituren of poffen. De aardappel behoort tot de nachtschadefamilie, net als bijvoorbeeld de tomaat, aubergine, courgette en de paprika. Niet alle aardappels zijn geschikt voor consumptie. Je kunt de aardappel in drie soorten onderverdelen. Er zijn consumptieaardappels (45%), zetmeelaardappels (31%) en pootaardappels (24%). De aardappel groeit aan een plant waarvan aan de onderkant van de ondergrondse stengel een knol wordt gevormd. Het is de energievoorraad van de plant. Er groeien ongeveer twaalf aardappelen aan een plant. De bloemen, bladeren en besjes van de plant zijn giftig.
De oorsprong van de aardappel
De aardappel is naar Europa gebracht door Spaanse ontdekkingsreizigers. Monniken zorgden vanuit hun kloostertuinen ervoor dat de aardappel verspreid werd over Europa. In het begin was de aardappel geen succes. Men wist niet hoe het gewas gegeten moest worden en men werd ziek van de bladeren en bessen. Toen men er achter kwam dat de knol gekookt gegeten moest worden duurde het nog een tijd voordat hij volledig geaccepteerd werd. In 1727 werd de aardappel in Friesland als voedsel erkend. Aanvankelijk was de aardappel voedsel voor arme mensen. Toen men er achter kwam dat de aardappel goede kwaliteiten bezat, zoals vitamine C, kreeg de aardappel steeds meer de status van volksvoedsel. Zeelieden namen ze mee op reis om scheurbuik tegen te gaan.Soorten
Aardappels worden geteeld voor consumptie. Er zijn veel verschillende rassen, zoals de bintjes, eigenheimers, Nicola, Opperdoezer Ronde, en meer. Deze consumptieaardappels worden gebruikt in de keuken en in de fabriek om er aardappelchips of andere aardappelproducten van te maken. Zetmeelaardappels worden verwerkt tot aardappelpuree of als grondstof voor de aardappelzetmeelindustrie. Pootaardappels worden verkocht als nieuw pootgoed.
